54-55-56
Waar Fethiye wordt omschreven als de Turkse parel aan de Middellandse Zee, en we gisteren nog het tegendeel beweerden (althans, we zeiden dat er niets te zien was), hebben we de volgende dagen onze mening danig moeten veranderen.
Fethiye zelf is niks, maar eromheen is het wondermooi.
We zetten onze tocht verder naar Kayakoy, een spookstad in het achterliggende gebergte, dan naar Oludeniz letterlijk vertaald “Dode Zee” omwille van het quasi rimpelloze water, om zo verder te klimmen naar Kabak, waar we besluiten om de “Lycian way” (eigenlijk een rugzakweg) te volgen tot in Alinça. De “Lycian way” is echter een wandelweg en dat zullen we geweten hebben : van 14.30 u tot 16.00 vorderen we amper 1 km om doodmoe onze tent in het midden van de wandelweg op te slaan. ’s Anderendaags ploeteren en zweten we 7 km verder om rond 14 u in Alinça toe te komen waar er terug een berijdbare weg begint. Opgelucht kunnen we terug fietsen, zelfs de steilste bergop is nu een makkie vergeleken met het trekken en sleuren van de loodzware fietsen over de trekkersweg. Ons plezier duurt echter niet lang …. even voorbij Bel begint het weer, nog zwaarder en moeilijker terrein dan de voormiddag. Het is al donker als we weerom onze tent “in the middle of nowhere” opslaan.
Vandaag 1 november zakken we dan verder af tot Gavuragili, waar we hartelijk worden ontvangen door Ali van Candan’s Garden die ons fris water en fruitsap aanbiedt … voor niks. Hij weigert om betaald te worden en helpt ons verder om de goede weg te vinden tot Patara (oude naam), nu Gelemis genaamd.
De voorbije dagen hebben we fysiek afgezien maar elke druppel zweet, elke schram en wonde op onze benen waren de moeite waard, en hoewel de Lycian Way een rugzaktocht is, (en we waarschijnloijk de eerste gekken zijn geweest die er met een volbepakte fiets zijn doorgetrokken) is het een wondermooi stukje Turkije dat nog erg ondegerept en ontoegankelijk is … gelukkig maar.
Si hier nous venions de dire que Fethiye (décrivé dans les brochures comme la perle turque de la méditerrannée) était nul, nous devons revoir notre opinion ces jours ci.
Nous continuonns notre route pour Kayakoy, une ville fantôme dans l’arrière pays de Fethiye, pour arriver à Oludeniz (traduit comme “Mer Morte” pour l’eau sans vaguees, comme un miroir) et puis grimper à Kabak où nous décidons de prendre une partie du “Lycian Way” (en fait une piste pour les sacs à dos). de 14.30 h à 16.00 h nous avançons à peine 1 km pour monter notre tente au milieu de la piste. Le lendemain nous continuons enocre pendant 6 h pour faire 7 km jusqu’à Alinça où nous pouvons de nouveau pédaler … même la montée la plus dure est maintenant un plaisir ! Mais as pour longtemps … juste après Bel la piste recommence, même plus dure; plus lourde que le matin. Il fait déjà nuit quand nous décidons de monter la tente …
Aujourd’hui 1 novembre nous continuons jusqu’à Gavuragili, où Ali de Candan’s Garden nous reçoit avec de l’eau fraiche et jus de fruits … il refuse d’etre payé et nous aide à trouver notre chemin pour Patara (vieux nom) qui s’appelle aujourd’hui Gelemis..
Les jours passés on a vraiment souffert, mais chaque goute de transpiration, chaque blessure et goute de sang de nos jambes …. ça valait la peine !
Même si le “Lycian Way” est un trajet pour les gens à sac à dos, nous sommes probablement les premiers fous qui l’ont fait (ou bien une partie) avec des vélos plein de bagages … mais c’est une partie de la Turquie qui est vraiment magnifique et que nous avons jamais vu avant.